Hoe wordt de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte geïmplementeerd?

In dit artikel staan we stil bij de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, afgekort Wgbh/cz. De wet vereist dat we toewerken naar algemene toegankelijkheid en verbiedt direct en indirect onderscheid op basis van een handicap of chronische ziekte.

We lichten in dit artikel toe hoe de wet verband houdt met digitale toegankelijkheid en hoe de wet als doel heeft om, zonder tijdspad, met de sectoren genoemd in de wet, toe te werken naar algemene toegankelijkheid. We kijken terug in hoeverre het besluit over algemene toegankelijkheid leidde tot succesvol uitgevoerde actieplannen. Ook bespreken we de rol van het College voor de Rechten van de Mens (afgekort: het College). Wat is de invloed van zijn toezicht op de implementatie van VN-Verdragen en de oordelen die hij velt over mogelijke discriminatie? 

Aangemaakt op . Laatst bijgewerkt op .

Wetsgeschiedenis: toewerken naar toegankelijkheid

De geschiedenis van de Wgbh/cz ontwikkelt zich in drie mijlpalen. Ze wordt eerst opgesteld om een gelijke behandeling op het gebied van arbeid te garanderen en om onderscheid daarbinnen te verbieden, de oordelende instantie wijzigt na 9 jaar en na 13 jaar wordt de wet voor het VN-Verdrag grondig herzien. Ze beslaat dan opeens bijna het gehele maatschappelijk leven en breidt haar verbod uit met een verplichting, we moeten allemaal (langzaam) toewerken naar een volledig toegankelijke samenleving.

2003: Verbod op onderscheid en plicht tot doeltreffende aanpassingen desgevraagd

De Wgbh/cz werd in 2003 geschreven om gelijke behandeling te borgen op de gebieden van arbeid, beroepsonderwijs en openbaar vervoer. Wanneer ze wordt geschreven, verbiedt ze direct en indirect onderscheid op basis van een handicap of chronische ziekte. De wet breidde in 2009 uit naar de gebieden van basisonderwijs, voortgezet onderwijs en wonen.

Wanneer je het verbod overtreedt, geldt er ook een verplichting. Wanneer iemand meent dat jij verboden onderscheid maakt op hen, kunnen ze jou vragen om een aanpassing te maken in je product, proces of dienst zodat zij niet worden uitgesloten. Jij mag dit alleen weigeren wanneer dit een onevenredige belasting voor je vormt. Jij moet daarvoor onderzoeken en kunnen aantonen dat alle doeltreffende oplossingen die je had kunnen nemen jou te veel zouden belasten. 

2012: College voor de Rechten van de Mens oordeelt

Op 1 oktober 2012 wordt het College voor de Rechten van de Mens verwezenlijkt en neemt de taken over van de Commissie gelijke behandeling (CGB). Vanaf dat moment beoordeelt het College voor de Rechten van de Mens of iemand is gediscrimineerd.

2016: Geleidelijk richting algemene toegankelijkheid en autonomie

Tien jaar na het ondertekenen van het VN-Verdrag Handicap, wordt de wet herzien om het VN-Verdrag te ratificeren. De wet start met een nieuw artikel dat stelt dat ieder mens zo veel mogelijk autonoom moet kunnen zijn. De wet krijgt een nieuw gebied erbij: “goederen en diensten”. De drie niveaus van onderwijs zijn niet meer los aanwezig in de wet maar ondergebracht bij dit artikel. 

De wet stuurt niet langer alleen aan op een verbod op onderscheid. Artikel 2a lid 1 stelt verplicht dat iedereen waar het verbod voor geldt ook geleidelijk naar algemene toegankelijkheid toe werkt. Dus je bent niet langer alleen verplicht een aanpassing te treffen nadat iemand ernaar vraagt, je moet er ook zelf proactief mee aan de slag.

Het streven is dat alle diensten en producten gaan voldoen aan “universeel ontwerp", een concept uit het VN-Verdrag. Bij een universeel ontwerp streef je ernaar dat je alles zo ontwerpt dat zoveel mogelijk mensen zonder aanpassingen gebruik kunnen maken van het product of de dienst. Het tweede lid van dit artikel stelt verder dat de regering via een Algemene Maatregel van Bestuur regels stelt om te zorgen dat de algemene toegankelijkheid binnen de sectoren wordt bevorderd, om regels te stellen aan voorzieningen van eenvoudige aard en regels te stellen aan evenredigheid van de belasting. 

Algemene Maatregel van Bestuur

Dit zijn regels en besluiten die de zittende regering mag nemen zonder dat de Tweede en de Eerste Kamer daarover mee beslissen.

Om de mogelijkheden van dit artikel toe te lichten met denkbeeldige voorbeelden: de wet stelt de regering in staat om de WCAG verplicht te stellen voor de sectoren voor de algemene toegankelijkheid, de regering kan eenvoudige voorzieningen definiëren, bijvoorbeeld dat iedere organisatie in Nederland te bellen, te beeldbellen en te mailen moeten zijn en ze kan stellen dat alle kosten onder de 100 euro binnen de evenredigheid van belasting vallen voor alle bedrijven in Nederland behalve de ondernemers die onder de kleineondernemersregeling vallen.

Maar hebben we een toezichthouder?

Het is belangrijk om stil te staan bij een nuance. Er is geen toezichthouder op de Wgbh/cz.

We hebben wel het College voor de Rechten van de Mens, zij is toezichthouder op de implementatie van het VN-Verdrag Handicap in Nederland. In haar rol controleert ze of de samenleving inclusiever wordt en of het leven van mensen met een beperking ook daadwerkelijk verbetert. Ook beoordeelt zij of wetgeving en beleid voldoen aan het Verdrag en of de uitvoerders daarvan hun taak goed uitvoeren.

Het College wordt wel genoemd in de Wgbh/cz, maar niet als toezichthouder. Zij is aangewezen om een oordelen of er sprake is van discriminatie in individuele gevallen.

Al met al is er dus geen toezichthouder die controleert en handhaaft dat aan mogelijke kwaliteitseisen worden voldaan voor gehandicapten. Zo’n partij zou bijvoorbeeld kunnen handhaven op de toegankelijkheid van het OV of op de navolging van het besluit Algemene toegankelijkheid, de huidige AMvB die gekoppeld is aan deze wet.

Een plan zonder tijdspad?

Het realiseren van algemene toegankelijkheid kende tot voor kort geen tijdspad, en kent het nog steeds niet bij wet. Gezien alle sectoren die moeten gaan voldoen en hoe divers de verschillende organisaties zijn binnen die sectoren is dit niet heel verwonderlijk. Je kan niet echt makkelijk zeggen: "Oké, volgende week zaterdag om 12:15 is heel Nederland toegankelijk, zowel digitaal als fysiek”.

Het nadeel van de huidige wet is wel dat je moeilijk kan zeggen wanneer je voldoet aan de eis dat je geleidelijk naar algemene toegankelijkheid toe werkt. Dit is een oplosbaar probleem omdat de wet de regering dus de macht geeft om zelf, via een AMvB een tijdspad vast te leggen. Voordeel van besluiten is dat een regering deze kan stellen en bijstellen op elk gewenst moment en afhankelijk van de context. Zo kan je sectorspecifiek en stapsgewijs opbouwen naar algemene toegankelijkheid.
Het besluit algemene toegankelijkheid is het huidige besluit wat gekoppeld is aan deze wet. Het besluit verplicht de genoemde sectoren om zelf een actieplan te maken om toe te werken naar algemene toegankelijkheid. De minister van VWS bevordert dat sectoren dit doen en spreekt met hen een termijn af waarop zij dit doen. Het besluit escaleert dus op dit moment vooral de verantwoordelijkheid. Het is met dit besluit dus aan de sectoren zelf om niet alleen een eigen tijdspad vast te leggen, het is ook aan hen om vast te leggen waaraan ze moeten gaan voldoen onder de noemer van "algemene toegankelijkheid". Deze slagers keuren niet zo zeer hun eigen vlees, deze slagers bepalen zelf wat de keuring überhaupt gaat inhouden.

Zoals ik aangaf, kende algemene toegankelijkheid geen tijdspad. Minister Conny Helder van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft echter op 9 februari 2024 toegezegd dat in 2040 heel Nederland, op alle vlakken, toegankelijk is. Een uitspraak die in eerste instantie lof verdient, het is goed dat de overheid zich committeert om dit voor elkaar te krijgen, ook over kabinetten heen.

Wel heb ik mijn eigen kanttekeningen bij deze belofte. Ten eerste is het een open belofte waarvan de daadwerkelijke invulling en financiële onderbouwing worden overgelaten aan een nieuw kabinet. Ten tweede is er naast het benoemen van nieuwe concrete maatregelen, ook nog geen toezichthouder met de capaciteit, middelen en een passend mandaat om het behalen van de maatregelen te waarborgen.

Ten derde volgt mijn grootste kanttekening. Bij mijn telling is dit de 10de keer dat de Rijksoverheid zich committeert aan weer een (andere) stap richting een toegankelijke samenleving. Maar de eerste belofte staat eigenlijk nog open. In 2001 committeert de Rijksoverheid zich namelijk al om al haar websites toegankelijk te maken, blijkt uit Kamervragen in 2004. In 2024 is 6% van de Rijksoverheid toegankelijk blijkt uit het Dashboard Digitoegankelijk. VWS zet er nu op in dat we heel de maatschappij in 16 jaar toegankelijk maken terwijl het de Rijksoverheid al 21 jaar niet lijkt te lukken om haar websites te laten voldoen aan een uitgekristalliseerde standaard.

Het verband met digitale toegankelijkheid

In de wet staat digitale toegankelijkheid niet genoemd, wel is ze evengoed een (centraal) onderdeel van de wet. Alles wat je digitaal doet en gebruikt binnen de sectoren kan leiden tot direct of indirect onderscheid en kan de autonomie van mensen aantasten. Een ontoegankelijke bankapp kan, nu het fysiek geld steeds meer verdwijnt, mensen de toegang tot hun eigen geld ontnemen terwijl ze altijd in staat waren om hun financiële zaken zelf te regelen. 

Omdat de wet onderscheid verbiedt en autonomie bevordert is er ook geen reden om een grens te trekken bij de digitale samenleving en daarmee de digitale uitsluiting goed te keuren terwijl we fysieke uitsluiting wel proberen te voorkomen. 

Sterker nog, de digitale wereld biedt voor sommige juist toegankelijkheid, zo kan iemand die alleen zijn gezicht kan bewegen met meer gemak door een digitaal assortiment heen zoeken dan dat ze naar een winkel toe kunnen gaan. Het digitaal beschikbaar maken van producten en diensten kan daarmee in sommige gevallen zelfs een goedkopere maatregel zijn dan maatregelen nemen in de fysieke wereld. 

Dit is niet alleen mijn veronderstelling, uit de uitvoer van de wet blijkt dat de overheid en de sectoren zelf de wet ook toepassen op het digitale vlak. Ook in de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens en zijn rapporten zie je terug dat er geen lijn wordt getrokken tussen onze digitale en fysieke leefwereld. 

De wet stelt, anders dan het tijdelijk besluit en de aanbestedingswet, nergens een Europese norm verplicht. Er is dus geen verband met voldoen aan de WCAG, wel ben je verplicht om ook digitaal naar algemene toegankelijkheid toe te werken. Daarvoor is de WCAG  dan wel weer een hele goede maatstaf. Op digitaal vlak is de WCAG namelijk de beste standaard om aan te toetsen of je voldoet aan het universeel ontwerp. Codebases die aan de standaard voldoen zijn door het algemeen publiek optimaal te gebruiken terwijl ze ook garanderen bruikbaar te zijn voor specifieke doelgroepen.

Er is nog een uitzonderlijk verband tussen de wet en digitale toegankelijkheid. Door de aard van de digitale wereld, de broncode, kan je eigenlijk geen passende maatregelen nemen voor individuen. Je kan buiten een digitale dienst om, wel eenmalige maatregelen treffen om te voldoen aan de wet, zoals telefonisch contact of een huisbezoek, maar het is vrij onlogisch om voor een bezoeker het contrast van je website te vergroten om het na hun bezoek terug te draaien. Binnen de digitale middelen is het logischer dat je iets blijvend oplost in plaats van met een tijdelijke maatregel. Je kan wel extra features toevoegen om contrast te verhogen of tekst te laten voorlezen, maar deze opties zijn dan ook weer aanwezig voor alle gebruikers.

Hoe “Onbeperkt meedoen!” voor beperkte tijd mee deed 

De WGbh/cz kreeg op 7 juni 2017 een verdere implementatie met het Besluit algemene toegankelijkheid voor personen met een handicap of chronische ziekte.

In het besluit wordt de toezegging gedaan dat de minister VWS zich in gaat zetten voor de bevordering van actieplannen die zorgen voor de toename van algemene toegankelijkheid binnen de sectoren genoemd in de wet. Ze betrekt hierbij representatieve organisaties van personen met een handicap of chronische ziekte en nodigt deze organisaties ook uit om uit eigen initiatief de Minister te informeren.

De actieplannen richten zich daarmee op wat in artikel 2a wordt beloofd: dat we geleidelijk gaan toewerken naar algemene toegankelijkheid. Eis aan de gemaakte plannen is dat ze korte en lange termijn maatregelen omschrijven en aangeven hoe de organisaties binnen de sector over gaan tot actie. Over de voortgang van deze actieplannen informeert de minister beide kamers jaarlijks. 

Dit besluit is bij aanvang niet vrij van kritiek. In zijn jaarlijkse rapportage over de verwezenlijking van het VN-Verdrag Handicap in Nederland haalde het College voor de Rechten van de Mens het besluit aan. Het besluit bevat geen concreet genoege definitie van algemene toegankelijkheid en stelt daardoor te weinig kaders aan wat er van sectoren verwacht wordt. Het College noemt daarbij specifiek digitale toegankelijkheid. Zowel overheid en bedrijven hebben vaak hun online diensten nog niet op orde en een deel van hun informatievoorziening is daarmee ontoegankelijk. Het College roept de overheid daarbij op om afspraken hierover te maken met het bedrijfsleven in zijn implementatieplan. 

De kritiek van het College werd meegenomen, blijkt op 13 juni 2018 uit een brief van de regering. In de brief kondigt Hugo de Jonge het eerste actieplan aan: “Onbeperkt meedoen!”. De rapportage van het College speelde hierbij een centrale rol in het vormen van het programma geeft hij aan. Het programma van “Onbeperkt meedoen!” loopt van 2018 tot 2021 en omvat vrijwel alle maatschappelijke facetten van het leven.

Er komen in de brief en het programma vier hoofddoelen terug die relateren aan digitale toegankelijkheid: 

  1. Het aantal toegankelijke websites en apps wordt stapsgewijs vergroot en informatievoorziening vanuit overheden en andere partijen wordt toegankelijker en begrijpelijker gemaakt. 

    1. Het moet mogelijk zijn om digitaal zelfstandig te kunnen winkelen.

      1.  VNO-NCW en MKB-Nederland willen 50.000 ondernemers bereiken over toegankelijkheid. 

      2. VNO-NCW en MKB-Nederland gaan actieplannen laten vormen door brancheorganisaties voor (digitale) toegankelijkheid.

    2. Websites en apps van de overheid moeten toegankelijk zijn. 

    3. De richtlijnen voor digitale diensten van bibliotheken zullen worden geactualiseerd en de digitale bibliotheekdienst passendlezen.nl wordt aangekondigd.

  2. De informatievoorziening voor openbaar vervoer moet toegankelijk worden.

  3. De informatie en systemen van het Rijk als werkgever moeten openstaan voor iedere werknemer.

    1. Het Rijk belooft in te zetten op technologische mogelijkheden om te zorgen dat ook werknemers met een beperking voor het Rijk kunnen werken. 

  4. De verbetering van de digitale toegankelijkheid in de zorg (toegezegd in het debat van 31 januari 2018, pagina 14)

    1. In de zorg moet het digitaal mogelijk worden om zelfstandig afspraken te maken met een zorgleverancier.

Na 2021 houdt het traject van “Onbeperkt meedoen!” op en duurt het tot begin 2024 voor er weer een nieuwe strategie komt die uitvoering aan dit besluit geeft. In de afgelopen 7 jaar is daarmee 3 jaar actief uitvoer gegeven aan actieplannen.

Realisatie van de doelstellingen

Om na te gaan hoe en of deze doelen zijn gerealiseerd heb ik de verslagen van het “Onbeperkt meedoen!” en gerelateerde kamerbrieven van 2019 tot 2023 nagelopen. Per subdoel maak ik hier inzichtelijk wat er bereikt is. Hierbij zal ik stilstaan bij de eis van het besluit algemene toegankelijkheid: actieplannen bevatten geplande korte en lange termijn maatregelen en een wijze waarop degenen in de sector de maatregelen gaan realiseren.

1. Het aantal toegankelijk websites en apps stapsgewijs te vergroten en informatievoorziening vanuit overheden en andere partijen toegankelijker en begrijpelijker te maken. 

Naast de al genoemde subdoelen uit 2018 ontstaan er onder dit doel een aantal nieuwe actieplannen. 

De culturele sector

In 2020 komt voor de culturele sector de code diversiteit en inclusie tot stand. Aan deze code moeten culturele instellingen zich houden om subsidies te mogen ontvangen. De code benoemt dat digitale toegankelijkheid ook onder de code valt en op de website van codedi staat bij een webinar over digitale toegankelijkheid vermeld dat elke culturele instelling die gefinancierd wordt door de overheid verplicht digitaal toegankelijk hoort te zijn. Hier wordt gerefereerd aan het besluit digitale toegankelijkheid waar culturele instellingen ook onder vallen. 

In de rapporten van 2020 en 2021 komt ook de rapportage  “Onbeperkt cultuur beleven” terug. De rapportage haalt digitale toegankelijkheid aan als een van de onderwerpen om aan te denken. Een vernieuwend perspectief in de rapportage is dat museumwebsites meer kunnen doen om doelgroepen met een beperking te informeren. Zo is informatie over piekdrukte fijn bij prikkelgevoeligheid en informatie over fysieke ondersteuning in het pand is fijn voor de mensen die slechter ter been zijn.

Verder wordt in 2021 de routekaart festivals gepresenteerd. Festivalmakers worden hierin opgeroepen om te zorgen dat hun website voldoet aan de WCAG.

Geplande, korte en lange termijn maatregelen en een wijze waarop instellingen dit gaan realiseren ontbreken echter, het blijft bij rapportages en een code die adviseert dat instanties horen na te denken over digitale toegankelijkheid zonder verdere invulling. De minimumeis lijkt hier dus niet te zijn voldaan.

De NPO en commerciële media-instellingen

De NPO en commerciële media-instellingen worden in 2020 verplicht in de mediawet om jaarlijks te rapporteren over welke maatregelen zij treffen om audiovisueel media-aanbod toegankelijker te maken. 

Vrij storend is dat de jaarverslagen in 2019, 2020 en 2021 drie keer hetzelfde bericht hierover vermeldden. Het wekt de suggestie als je snel leest dat er drie jaren aan gewerkt is, terwijl er in drie jaar op dat punt niets lijkt te zijn veranderd. 95% van de programmering van de NPO werd al in 2019 ondertiteld. Toch diende het drie keer vermeld te worden.

Ook wordt er drie keer vermeld dat er meer audiodescriptie geleverd gaat worden voor de app Earcatch van Stichting audiovisuele toegankelijkheid. In 2022 blijkt dit slecht gelukt te zijn: IederIn rapporteert dat maar 1% van de NPO programmering audiodescriptie bevat, ten opzichte van zo’n 10% bij de landen om ons heen.

Geplande, korte en lange termijn maatregelen van commerciële media-instellingen worden niet genoemd en lijken te ontbreken. De NPO benoemde dus wel maatregelen, ook nu nog op zijn website, maar er lijkt geen planning aanwezig te zijn voor realisatie. Van de  commerciële zenders kon ik geen plan vinden. De sector lijkt op basis hiervan dus niet te voldoen aan de eisen van het besluit. 

1.a Het moet mogelijk zijn om digitaal zelfstandig te kunnen winkelen.
1.a.1 VNO-NCW en MKB-Nederland willen 50.000 ondernemers bereiken over toegankelijkheid

In 2019 wordt voor het digitaal shoppen de website is mijn site toegankelijk gelanceerd, waar ondernemers hun website kunnen scannen en tips krijgen voor een toegankelijkere website.

Thuiswinkel.org, Stichting Accessibility en MKB-Nederland stellen met een aansluitende campagne het doel om tijdig de digitale ondernemer voor te bereiden op de wetgeving van 2025. Veel van de campagne wordt gedeeld en gecentreerd op de site mkbtoegankelijk.nl. In 2020 worden digitale ondernemers vooral opgeroepen om de bestaande zelfscan eens te proberen.

De gestelde maatregel wordt in 2021 bereikt: 50.000 ondernemers zijn geïnformeerd over toegankelijkheid. Het wordt uit de rapportage niet duidelijk of digitale ondernemers met de huidige maatregelen klaar zijn voor de wetgeving in 2025.

1.a.2 VNO-NCW en MKB-Nederland gaan actieplannen laten vormen door brancheorganisaties voor (digitale) toegankelijkheid.

VNO-NCW en MKB-Nederland zetten zich in voor actieplannen van alle branches en in 2020 komt er een apart format voor het actieplan voor branches met voornamelijk digitale transacties. In 2021 is ook dit gestelde doel bereikt: 27 brancheorganisaties hebben een actieplan voor (digitale) toegankelijkheid opgesteld. De actieplannen van sectoren die veel digitale transacties hebben zijn aanwezig en de plannen stellen digitale toegankelijkheid centraal.

Op mkbtoegankelijk.nl kan je de actieplannen van branches bekijken. Deze gestelde korte termijn maatregel is binnen de planning gehaald. De actieplannen zelf heb ik nog niet beoordeeld.

1.b Websites en apps van de overheid moeten toegankelijk zijn. 

Het gestelde actieplan van de overheid is om te voldoen aan het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid. 

Het doel om in 2021 volledig digitaal toegankelijk te zijn wordt niet gehaald. Ook is er sindsdien niet meer een duidelijk lange termijn doel gesteld. 

Wel zie je dat er in de afgelopen jaren wordt gewerkt aan meer digitale toegankelijkheid en dat er aan gewerkt blijft worden. Er kwam ten eerste meer overzicht van hoeveel websites en apps eigenlijk moeten voldoen binnen de overheid. Waar er eerst werd aangenomen dat er tussen de 5000 en 6000 websites en apps zijn, is de verwachting nu tussen de 9034 tot 12344 websites en apps.

Verder zie je een stijging in de hoeveelheid websites die toegankelijk zijn. Zo waren in 2020 67 overheidswebsites geheel toegankelijk, nu zijn dat er 513. In 2020 zijn 335 websites gedeeltelijk toegankelijk, nu zijn dat er 1965. 

Belangrijk om te vermelden is dat de overheid geen sector is die onder de Wgbh/cz valt en ze dus in principe geen actieplan hoeft te presenteren met lange en korte termijndoelen met een manier waarop de sector gaat voldoen.

1.c De richtlijnen voor digitale diensten van bibliotheken zullen worden geactualiseerd en de digitale bibliotheekdienst passendlezen.nl wordt aangekondigd.

In 2019 wordt benoemd dat de Koninklijke Bibliotheek handvatten heeft aangereikt om onder andere digitale diensten van bibliotheken toegankelijk te maken. 

Ook wordt de Bibliotheekservice Passend Lezen genoemd en wordt omschreven wat de collectie omvat. Gezien de stichting al sinds 2012 bestaat, is het onduidelijk waarom dit wordt genoemd. 

Bibliotheken lijken hiermee niet te voldoen aan de eisen van het actieplan. Zover ik heb kunnen vaststellen is er namelijk geen actieplan opgesteld.

2. De informatievoorziening om openbaar vervoer toegankelijk te maken.

De digitale toegankelijkheid van reisinformatie in het OV komt nergens in de rapportages terug. In 2015 is er al wel het besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer gemaakt waar naar gerefereerd wordt.

Dit besluit stelt dat iemand die zich zelfstandig kan verplaatsen, met of zonder hulpmiddelen, ook in staat moet zijn om zijn reis zelfstandig te plannen. Daarvoor dient de reisinformatie via het internet, in beeld en geluid, beschikbaar en bruikbaar te zijn voor mensen met een beperking, samen met informatie over of elk facet van de geplande reis toegankelijk is voor verschillende beperkingen.

Er is hier een duidelijke maatregel gesteld, waarvan gepland werd dat er sinds 1 januari 2015 aan werd voldaan. Het opnieuw benoemen van dit doel in 2018 wekt de suggestie dat dit doel nog niet was gehaald. Een nieuwe planning is echter niet afgegeven, tussen 2018 en 2024. In 2024 wordt in de Nationale strategie de reisinformatie weer benoemd wat de verdere suggestie wekt dat we nu plannen om pas in 2040 te gaan voldoen aan het besluit toegankelijkheid, wat een flinke tijd is om op de bus te wachten.

3. Zorgen dat informatie en systemen van het Rijk als werkgever openstaan voor iedere werknemer.

3.a Het Rijk belooft in te zetten op technologische mogelijkheden om te zorgen dat ook werknemers met een beperking voor het Rijk kunnen werken.

In 2019 geeft BZK aan te werken aan toegankelijke systemen voor werknemers. Ook wordt het doel gesteld om toegankelijkheidseisen te gaan opnemen voor digitale middelen en producten bij opdrachten van de Rijksoverheid. Deze verplichting staat echter al sinds 2016 in de aanbestedingswet. 

In 2020 wordt benoemd dat bij de inkoop van software er al in de beginfase meer aandacht zal zijn voor toegankelijkheid. Geplande acties zijn om bij inkoop rekening te houden met de eis voor een universeel ontwerp en om ervaringsdeskundigen tijdig te betrekken bij softwareontwikkeling. 

Er zijn een aantal mogelijke maatregelen genoemd door het Rijk maar het is niet duidelijk uit de rapportages wanneer deze activiteiten rijksbreed worden geïmplementeerd door de ministeries en uitvoeringsorganisaties. Het Rijk voldoet dus niet aan de eis voor werkgever om een lange en korte termijn planning af te geven in haar actieplannen.

4. De verbetering van de digitale toegankelijkheid in de zorg wordt een speerpunt.

In 2019 neemt het informatieberaad Zorg het besluit om de EU-richtlijn van de WCAG toe te passen. De Architectuurboard Zorg adviseert de richtlijn op te nemen in de Basisinfrastructuur omdat de WCAG verplicht is voor zorgorganisaties wanneer ze een publiek belang dienen en het burgerservicenummer gebruiken, zo stelt zij zelf.

Er wordt hiermee een duidelijke maatregel gesteld maar er wordt geen planning of manier waarop gedocumenteerd over hoe zorginstellingen aan deze eis moeten gaan voldoen. Verdere realisatie van deze plannen komen niet meer terug in de rapportages.

4.a In de zorg moet het digitaal mogelijk worden om zelfstandig afspraken te maken met een zorgleverancier.

Ook voor deze duidelijke maatregel wordt geen planning of manier waarop gedocumenteerd.

Conclusie

Zover ik heb kunnen vaststellen hebben alleen de VNO-NCW samen met MKB-Nederland hun actieplannen gerealiseerd. De culturele sector, de NPO, commerciële media-instellingen, de Nederlandse overheid, de Nederlandse bibliotheken, het openbaar vervoer, het Rijk als werkgever en de zorgsector hebben allemaal geen actieplannen gepresenteerd met geplande korte en lange termijn acties waaruit duidelijk wordt op welke manier de beoogde partijen gaan werken aan algemene toegankelijkheid.

Blik op de toekomst

Op 9 februari van dit jaar (2024) is de nieuwe nationale strategie voor implementatie van het VN-Verdrag aangekondigd.

In dit programma wordt overkoepelend beloofd dat iedereen met een beperking in 2040 toegang heeft tot elk aspect van het leven en zich geen zorgen hoeft te maken over drempels. Alles wat er vanaf 2040 gemaakt wordt voldoet aan de principes van het universeel ontwerp. En er wordt beloofd dat alles in elke gewenste vorm beschikbaar en begrijpelijk is voor elke ontvanger.

Deze belofte gaat dus nog veel verder dan dat alle Nederlandse websites aan de WCAG voldoen. Alle content op elke website moet ook begrijpelijk zijn. En ook moeten alle digitale bestanden in een gewenste vorm te vinden zijn, en zou dus ook alle audio-visuele media audiodescriptie moeten bevatten als we de lijn van deze belofte doortrekken. En niet te vergeten ook games en desktop software zou dus toegankelijk moeten zijn. 

Verder wordt in het programma specifieker beloofd dat elke werkplek geen digitale drempels mag bevatten, het onderwijs geen digitale drempels mag bevatten en het OV moet (nog steeds) reisinformatie toegankelijk aanbieden. het "inventaris lopend beleid” komen veel activiteiten terug op het gebied van digitale toegankelijkheid die niet eerder genoemd werden. 

Verdere uitvoer van het programma zal in werkagenda’s van de ministeries VWS, SZW, BZK, IenW, OCW, JenV, FIN en EZK worden uitgewerkt. Deze agenda’s zullen elke 5 jaar verschijnen. De voortgang van deze nationale strategie zal in een nieuwe monitor worden bijgehouden. 

Eerder gemaakte plannen vinden gelukkig deels hun weg terug in het "inventaris lopend beleid”. Zo gaan culturele instellingen of festivals door met de Codedi en gaan festivalmakers door met de routekaart toegankelijke festivals. Ook drempelvrij online winkelen komt terug in het beleid, ze wordt genoemd als onderdeel van het behalen van de European Accessibility Act. Ook het behalen van meer audiodescriptie door de NPO wordt benoemd. 

Punten van kritiek zijn wel dat de doelstelling om zelfstandig digitaal een afspraak te plannen in de zorg en vernieuwing van eisen aan digitale toegankelijkheid van bibliotheken ontbreekt. Ook lijken de digitale eisen aan het OV niet verder te zijn verscherpt. Dat is een gemiste kans omdat het al sinds 2015 zo moest zijn dat alle informatie gerelateerd aan je OV reis digitaal beschikbaar zou moeten zijn. 

Het College voor de Rechten van de Mens en digitale toegankelijkheid

Toezichthouder

Het College beschermt en bevordert de mensenrechten binnen Nederland en hij is toezichthouder op het VN-Verdrag Handicap. Dit doet hij met zelfstandig onderzoek en rapportages en hij kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen over het succes van de implementatie van verschillende verdragen.

Hij richt zich hierbij op de vraag of de normen in VN-verdrag voldoende terugkomen in wetten en beleid, op hoe instanties betrokken bij de uitvoer hun taken oppakken en of deze activiteiten ook daadwerkelijk de maatschappij inclusiever maken voor mensen met een beperking. Zo leverde hij in 2001 al zijn eerste advies op de eerste versie van de Wgbh/cz. 

Daarnaast kan het College desgevraagd een oordeel vellen of er sprake is geweest van discriminatie op basis van 13 verschillende discriminatiegronden, waaronder handicap of chronische ziekte op basis van de wgbh/cz.

In zijn eerste rol als toezichthouder brengt hij jaarlijkse rapportages uit over het VN-Verdrag Handicap. In deze rapportages wordt er thematisch gekeken naar de voortgang van de implementatie van het Verdrag in Nederland. In veel rapporten zit digitale toegankelijkheid verweven in het onderwerp en soms is het centraal het onderwerp.
Neem daarvoor het laatste rapport, over vervoer. Hierin wordt benoemd dat reisinformatie in apps toegankelijk moet zijn en vertellen meerdere geïnterviewden dat er nu meerdere websites en apps naast elkaar gebruikt moeten worden om een reis te plannen en zij graag dit binnen één app zouden willen kunnen.

Zijn advies en onderzoeken raken ook aan digitale toegankelijkheid. Zo brengt ze advies uit over de voorgenomen besluiten van de regering met betrekking op de EAA. Ook adviseert zij sectoren naast de overheid, zo bracht zij bijvoorbeeld advies uit aan de onderwijssector over dove- en slechthorende kinderen.

Het College deed recent onderzoek naar algoritmes in het onderwijs om te kijken welke risico’s op discriminatie zij bieden en welke menselijke vooroordelen ze juist kunnen corrigeren. Generiek risico is dat leerlingen door hun beperking niet normatief interacteren met applicaties en dat zij niet gerepresenteerd worden in trainingsdata. Mogelijk gevolg is dat leerlingen verkeerd worden ingeschaald op basis van hun gedrag. Zo kunnen leerlingen met ADHD op basis van minder gefocust gedrag als minder slim worden ingeschat. Of kunnen screenreader gebruikers, doordat ze 450 woorden per minuut lezen, worden geoormerkt alsof ze teksten overslaan. Ook geeft Het College aan dat softwareleveranciers te weinig verschillende doelgroepen met een beperking betrekken in hun testing cyclus.

Er loopt nog een onderzoek naar bancaire uitsluiting. Banken screenen geautomatiseerd klanten en betalingsverkeer op witwassen. Wanneer factoren zoals bijvoorbeeld bewindvoering of uitkeringen als factor worden meegewogen kan dit leiden tot een situatie waarin mensen met een beperking eerder als fraudeur worden geoormerkt en door het systeem worden uitgesloten. 

Deze onderzoeken, adviezen en rapportages worden vaak meegenomen of overgenomen door de ontvangende instanties, bijvoorbeeld via moties in de Tweede Kamer zoals gebeurde bij de monitor over het openbaar vervoer. Zodoende kan een onderzoek of advies van het College over tijd leiden tot meer voortgang in de implementatie van digitale toegankelijkheid als verbreding van het onderwerp, ook wanneer er nog geen technische standaarden zijn zoals voor algoritme onderzoeken.

In het werk van het College zie ik digitale toegankelijkheid terug als een dwarsstraat. Het College houdt zich doorlopend bezig met het monitoren van alle artikelen en thema’s gerelateerd aan het VN-Verdrag. En in veel van die thema’s zoals onderwijs, openbaar vervoer, arbeid en zorg komt digitale toegankelijkheid terug. In die rapporten kan het College vernieuwende kritiek leveren op de digitale ontwikkeling naast dat ze ook kritiek kan leveren op de voortgang. Ze kan potentiële vormen van discriminatie daarmee duiden al ver voordat ze zo structureel zijn dat je ze in een standaard kan omschrijven en ze kan oproepen tot voortgang. 

In het behouden van voortgang zie ik echter ook een duidelijke taak voor toekomstige toezichthouders, daar waar situaties zo structureel zijn dat je ze in standaarden kan vangen, dat zij de standaarden krijgen toebedeeld als hetgeen waar zij op moeten gaan handhaven en de middelen krijgen om dat ook structureel te doen.

Oordelen

Naast zijn rol als toezichthouder neemt het College discriminatieklachten in behandeling van iedereen die een discriminatie-ervaring heeft opgedaan op Nederlands grondgebied. Ook kan elke organisatie, eventueel anoniem, vragen om een oordeel of eigen handelen discriminerend is. Dit kan op alle vlakken van je organisatie en dienstverlening.

Het oordeel wordt gevormd op basis van de nationale wetten waarop het College toezichthouder is, de Wgbh/cz is hier een van. Ze oordeelt niet direct op basis van de VN verdragen. 

Oordelen met betrekking op digitale toegankelijkheid

Over de Wgbh/cz heeft het College al 714 oordelen gegeven, in zo’n 45% van de oordelen was er sprake van verboden onderscheid en in 45% was er geen sprake van. In een oordeel speelt digitale toegankelijkheid hier een centrale rol. Dat was  de rabo-bank app  die in een nieuwe versie niet bruikbaar was met een screenreader. Vier keer werd er een oordeel geveld over audio-visuele content online waarbij ondertiteling ontbrak. Voor digitale toegankelijkheid ligt het bij deze gevallen aan de implementatie of het bij de techneuten of de content makers ligt om op te lossen. In een aantal oordelen zie je terug dat digitale toegankelijkheid of digitale inclusiviteit ontbreekt omdat systemen geen rekening houden met de doelgroep of informatie voor hen ontbreekt. Zoals dat de KLM systeem slecht rekening hield met rolstoelgebruikers of omdat de bank systemen van Knab geen rekening hielden met bewindvoerders

Potententiele grond voor een klacht over digitale toegankelijkheid

Voor digitale toegankelijkheid zou een klager zich kunnen beroepen op artikel 2a van de wet. De klacht betreft dan dat een organisatie te weinig heeft gedaan om de algemene toegankelijkheid van hun digitale diensten of website te bevorderen. Zo’n klacht is echter nog nooit gemaakt en het is dan ook niet te zeggen hoe een verder oordeel of proces in zijn werk zou gaan. 

Procedure om een klacht in te dienen

De procedure om een oordeel te krijgen bij het College is erop gericht om zo toegankelijk mogelijk te zijn. Ze is zowel redelijk simpel als ook kosteloos, ze kan eventueel door een gemachtigde worden gevoerd en de doorlooptijd van de procedure is korter dan de civiele, bestuurlijke of strafrechtelijke rechtsgang.

Een klager (degene die vraagt om een oordeel) kan in zes stappen een klacht indienen. Na het indienen van de klacht vindt vooronderzoek plaats om te kijken of de klacht onderzocht kan worden en om wederhoor te plegen. Daarna komt er een zitting waarin je jezelf mag vertegenwoordigen zonder advocaat of iemand anders kan machtigen om voor jou te gaan, bijvoorbeeld een vriend, familie of een discriminatie bureau. Het opvolgende oordeel benoemt altijd de naam van de verweerder (degene waarover de klacht gaat), wat tot negatieve publiciteit kan leiden. Het College heeft later contact met de verweerder om te kijken of ze actie hebben ondernomen op basis van het oordeel.

De oordelen van het College zijn gezaghebbend, het College velt een deskundig oordeel over of er gediscrimineerd is. De oordelen zijn niet juridisch bindend, het College kan dus geen sancties of straf opleggen. Overigens ziet het College dat het overgrote deel van de verweerders gevolg geeft aan een oordeel en hun handelwijze stopt of aanpast op basis van een oordeel. 

Maar mocht een klager dit willen, dan kan de klager met het oordeel naar een civiele rechter stappen die verplicht is het oordeel mee te nemen. Hij kan dan alsnog anders oordelen, waar kans op is als bijvoorbeeld nieuwe feiten ter tafel komen, maar de rechter is altijd verplicht het oordeel mee te nemen in de overweging.

Dat de procesgang toegankelijker is, blijkt als je de oordelen van het College vergelijkt met de meest voor de hand liggende rechtsgang, civiel recht. Civiele zaken die zijn gevoerd over de  Wgbh/cz hebben tot 49 uitspraken geleid. Daartegenover heeft ten het College al 714 oordelen gevormd over discriminatie klachten op grond van handicap of chronische ziekte.

In het uitsprakenregister van de rechtspraak zien we ook  21 Wgbh/cz uitspraken gedaan binnen het bestuursrecht. Ook de overheid valt namelijk ten dele onder deze wet. Hierbij kan het gaan om uitkeringen, de overheid als werkgever en het handelen van publieke diensten.

Wisselwerking overheid en College

Zowel de Nederlandse overheid als het College zetten zich in voor het bevorderen van de rechten van mensen met een handicap. Ik zie Het College als een partij die bijdraagt aan het rechtvaardig handelen van de Nederlandse staat doordat het College onder andere de regering en parlement van advies voorziet en doordat het College in individuele gevallen beoordeeld of iemand is gediscrimineerd. Het is niet verkeerd om de laatste stand van zaken over deze wisselwerking te kennen. 

Uit de Kamerbrief over eindrapportage Onbeperkt meedoen! blijkt voor de vorming van wetgeving de volgende situatie. In 2020 heeft de Eerste Kamer gevraagd aan de minister om te kijken of het College betrokken kon zijn bij toetsing van alle wetgeving om mensenrechten goed te borgen. Het oordeel van het kabinet op 2021 was hierop dat dit niet wenselijk was. Het zou het College een groot extra takenpakket opleveren en zou bij veel wetgeving leiden tot een oordeel dat de wetgeving geen impact had op mensenrechten. Daarbij kan het College al ongevraagd advies geven over wetgeving en wordt het College ook regelmatig gevraagd. 

Wel geeft de Minister aan dat het in de praktijk nog weleens misgaat. Doordat ambtenaren niet altijd op de hoogte zijn van het VN-Verdrag handicap, of ze niet goed toetsen of het verdrag wel van toepassing is op wat ze aan het schrijven zijn, wordt er niet voldoende getoetst aan het verdrag. Hiervoor zouden aanpassingen gemaakt worden in het beleidskompas zodat het verdrag hier genoemd wordt. Daarnaast zou een extra document gemaakt worden wat het makkelijker zou maken voor beleidsmakers om te toetsen aan het verdrag. 

In de brief wordt verder genoemd dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid alle aankomende wetgeving van alle ministeries op rechtsstatelijke kwaliteit heeft. Uit de brief wordt niet duidelijk of ook in deze tweede lijn van wetsontwikkeling controle op het VN-verdrag wordt uitgevoerd. 

Bij het vormen van wetten en beleid mag het College zich dus laten horen, ziet het Kabinet geen structureel toetsende rol voor het College weggelegd en is er beloofd om toetsing aan het verdrag, door de overheid zelf, te verbeteren door dit prominenter te laten terugkomen in het gedocumenteerde proces. 

De weerslag van deze stand van zaken is dat in wetgeving de kans klein is dat digitale toegankelijkheid, die verder dan de WCAG gaat, wordt meegenomen. Structurele controle aan het verdrag vindt nu niet altijd voldoende plaats, en structurele controle op de toespitsing van het verdrag binnen de digitale wereld zal dan nog minder voorkomen. 

Over besluiten die de overheid neemt, zoals het afgeven van een paspoort of rijbewijs, mag het College nog geen oordeel vellen. Wanneer je gediscrimineerd wordt op basis van besluiten van de overheid kan je het College nu niet vragen om een oordeel, je kan dit alleen aanvechten bij de bestuursrechter. Het College heeft in maart 2023 verzocht aan de Minister om hun bevoegdheid uit te breiden zodat je wel kan laten toetsen of je gediscrimineerd wordt door de overheid bij het College. De minister heeft hier op 7 juli 2023 de Eerste kamer geïnformeerd hierover het gesprek te willen aangaan. Een gesprek hierover lijkt daarmee vooralsnog dus gaande. 

Wanneer hier gevolg aan zou worden gegeven zou dit betekenen dat burgers niet direct naar een bestuursrechter hoeven te stappen maar dat ze sneller en gemakkelijker naar het College kunnen stappen voor een oordeel voordat ze, eventueel, alsnog naar een bestuursrechter stappen.

Een oordeel krijgen over besluiten kan veel betekenen voor digitale toegankelijkheid. De besluiten kunnen namelijk voorkomen dat systemen discriminatoir gaan profileren, of uitsluiten doordat ze geen rekening houden met bijvoorbeeld bewindvoerders of uitsluiten doordat je alleen maar digitaal bezwaar kan maken op een niet toegankelijk platform.

Conclusie

De wet Wgbh/cz richt zich op een toename van algemene toegankelijkheid door met sectoren hiervoor passende actieplannen te ontwikkelen. De wet richt zich hiermee op het implementeren van het VN-Verdrag Handicap, waarvan het doel is gelijkwaardige deelname in alle facetten van de samenleving. 

In een steeds digitalere samenleving zie je dat digitale toegankelijkheid hierdoor ook meespeelt in oordelen, actieplannen en onderzoeken. Hierbij is deze wet niet gebonden aan technische standaarden waardoor er bij de techniek gekeken kan worden naar elke vorm van discriminatie in plaats van nauw verbonden te zijn met een specifieke standadaard. 

Op het gebied van digitale toegankelijkheid zie je dat de actieplannen tekortschieten. Het besluit voor algemene toegankelijkheid stelt geen concrete definitie voor algemene toegankelijkheid of verwachtingen aan meetbare resultaten in de actieplannen. De actieplannen zelf voldoen vaak niet aan de eis om korte en lange termijn maatregelen te bevatten met een omschreven manier waarop organisaties in de sector overgaan tot actie. 

Het lijkt er dan ook zeer op dat de gemaakte plannen nog geen effect hebben gehad op de digitale toegankelijkheid.

Deze conclusie heb ik nog niet verder onderzocht, onderzoek van webaim laat al wel zien dat er op ‘nl’ domeinen nagenoeg niks is verbeterd. In 2020 maakten we 52 fouten per homepage, in 2023 zijn dat er 49,4. Dit lijkt ietsje beter, maar procentueel gezien maakte we in 2020 juist 14,6% minder fouten dan het wereldwijde gemiddelde en dat is in 2023 nog maar 13%. Het heeft er alle schijn van dat de huidige webtechnologieën wereldwijd ietsje toegankelijker zijn en Nederland iets minder voorloopt op de rest.  

Het College lijkt meer effect op digitale toegankelijkheid te hebben. Zijn onderzoeken en rapportages leiden tot kamervragen en aanpassingen in beleid. Zijn oordelen leiden vaak tot een verandering in gedrag van de overtreder.
Ik zie vooral ruimte naast het College voor een toezichthouder. Het College rapporteert over de implementatie van het VN verdrag en hoeft zich niet uitsluitend te richten op de voortgang van digitale toegankelijkheid. Dat vormt een erg grote plus. Je ziet dat haar huidige onderzoeken zich niet hoeven te richten op controle of uitgekristalliseerde standaarden worden voldaan maar ze kan stilstaan bij de vraag of technologische ontwikkeling discriminatoire risico’s bevat.

Een toezichthouder kan daarnaast bestaande standaarden voor toegankelijkheid gebruiken om jaar op jaar te monitoren en te handhaven dat we steeds dichter naar algemene toegankelijkheid toewerken. 

Voor digitale toegankelijkheid mogen we dus hopen dat de minister duidelijke standaarden aanwijst in het besluit algemene toegankelijkheid waar sectorspecifieke actieplannen aan gekoppeld worden en waarop een aangewezen toezichthouder controleert. 

Wij horen graag van je!

Heb jij een fantastisch idee voor een applicatie, zoek je advies of heb je een opmerking? Diede en Bertus gaan graag met je in gesprek!

Portretfoto Portretfoto
Bedankt voor je bericht! We komen zo snel mogelijk bij je terug.