De Nederlandse wetgeving over digitale toegankelijkheid: alle informatie

In deze reeks doorlopen we alle wetten en besluiten binnen Nederland die direct en indirect te maken hebben met digitale toegankelijkheid. Er zijn een wet en een besluit die digitale toegankelijkheid via de EN 301 549 vereisen. Er is een wet in Nederland die vereist dat we geleidelijk toewerken naar algemene (digitale) toegankelijkheid en er is een artikel wat uitsluiting door (onbewuste) nalatigheid strafbaar stelt.

Omdat de opgedane kennis over de wetgeving en haar implementatie nogal veel is hebben we deze reeks opgedeeld in verschillende artikelen. Na deze introductie zullen er nog 10 artikelen volgen.

In dit artikel geven we je in vogelvlucht een overzicht van welke wetten er gelden in Nederland en lichten we een tipje van de sluier in wat er in de diepte artikelen zal staan.

Aangemaakt op . Laatst bijgewerkt op .

Aanleiding

Ik was onderzoek aan het doen naar internationale wetgeving over digitale toegankelijkheid en kwam op de website van het W3C. Daar zag ik dat Nederland samen met de VS wereldleiders zijn in digitale toegankelijkheidswetgeving. Wij zouden vijf wetten hebben die (digitale) toegankelijkheid borgen, net als de VS. 

Toch blijkt uit toegankelijkheidsonderzoek van webaim dat homepages van een '.nl' domein in 2023 gemiddeld 49,5 fouten bevatten, evenveel als op een '.jp'-domein, terwijl Japan geen specifieke wetgeving op dit gebied kent (volgens de website van het W3C). Die andere wereldleider, de VS, laat ons overigens weer eens in het stof bijten, ze hebben “maar” 34,2 fouten op de '.us' domeinen. 

Na mijn onderzoek ben ik ervan overtuigd dat meer mensen een beter zicht moeten krijgen op de wetgeving voor digitale toegankelijkheid. Want zelfs tot in de Tweede Kamer hebben we het niet altijd scherp: 

Zo stelt de Nederlandse overheid sinds 2012 verplicht om specificaties voor toegankelijkheid op te nemen in haar aanbestedingen. Maar in 2019 stelde de Rijksoverheid zichzelf opnieuw het doel om digitaal toegankelijk in te kopen tijdens “Onbeperkt meedoen!”. En ook voor een derde keer probeert ze zichzelf hiertoe te verplichten: op 13 oktober 2022 werd de motie “Strolenberg Digitale toegankelijkheid en inkoop” door Strolenberg en de Kort ingediend om het verplicht te stellen om digitaal toegankelijk in te kopen. Een motie die Minister van Huffelen overnam, waarna ze in 2023 de Kamer mocht informeren dat digitaal toegankelijk inkopen al verplicht was.  

Dus, overwegend dat digitale toegankelijkheidswetgeving onder belicht is, spreekt Cell[0] als haar wens uit, dat hier meer over geschreven word; en gaat over tot de orde van de dag.

Over welke wetten hebben we het? 

We hebben het over:

De gemeenschappelijke deler van al deze wetten is dat ze er zijn om te garanderen dat mensen met een handicap gelijkwaardig kunnen deelnemen aan onze samenleving. En aangezien onze samenleving op alle vlakken steeds digitaler is, wordt gelijkwaardige deelname online steeds relevanter.

Artikel 429quater

Om te beginnen bij de wet die alleen over gelijkwaardige deelname gaat, het Artikel 429quater. Ze verbiedt discriminatie in de sociaal-economsiche sfeer. Praktijkvoorbeelden hiervan zijn: Het weigeren zaken te doen met iemand van een andere herkomst, weigeren om Marokkaanse sollicitanten door te sturen naar een sollicitatie of een deurbeleid van een uitsmijter op basis van veronderstelde herkomst.

Het artikel heeft een tweede lid wat dezelfde vorm van discriminatie verbiedt op handicap. Een eigen lid kwam er om rekening te kunnen houden met specifieke factoren: nalatigheid en redelijke grond tot onderscheid. De veronderstelling is daarbij dat je uit nalatigheid mensen met een handicap kan discrimineren, doordat je een ontoegankelijke situatie, misschien onbewust, in stand houdt waardoor je mensen uitsluit. Ook kan er een redelijke grond zijn tot uitsluiting, zoals dat de kosten van het toegankelijk maken van een pand niet te dragen zijn of dat het inzetten van een militair met een volledige verlamming geen optie is. 

Het bijzondere aan deze wet is dat niet valt te zeggen of je iemand wel of niet discrimineert met een onttoegankelijke applicatie of website.

Er is pas één rechtszaak over het tweede lid van dit artikel gevoerd. Deze zaak ging echter niet over de digitale wereld maar over vrijwilligerswerk. Het lid is dus niet getoetst op digitale toegankelijkheid. En het lid laat het aan een rechter over om te overwegen per casus of er sprake is van discriminatie. Zodoende kun je nog niet stellen dat bijvoorbeeld een ontoegankelijke webshop binnen dan wel buiten de wet valt. Dit geldt ook voor alle andere software in de sociaal-economische sfeer.

De reden dat er maar een zaak is gevoerd, is dat mensen met een handicap bijna nooit aangifte doen bij de politie over discriminatie. Dat is bijzonder want mensen met een handicap ervaren bijna net zo vaak discriminatie als mensen met een andere herkomst. De kans dat iemand met een handicap hierover aangifte doet bij de politie is echter 10 keer zo klein. In 2022 werden er bijvoorbeeld maar 149 registraties gemaakt over discriminatie op grond van een handicap. In dat jaar waren er 2890 registraties op basis van herkomst.

Bijschrift afbeelding

In het onderzoek van het SCP naar discriminatie-ervaringen onder de Nederlandse bevolking kwam naar voren hoeveel procent van de Nederlanders discriminatie ervoer in de laatste 12 maanden en op welke grond. Ik heb per grond een relevante demografische groep erbij gezocht om een indicatie te geven van hoeveel mensen binnen die groep procentueel discriminatie ervaren. Ik doe hiermee de aanname dat de discriminatie-ervaringen rond dit peil liggen maar heb hier geen onderzoek naar gedaan.

Inhoudelijk is mijn aanname dat 30% van de Nederlanders met een migratie achtergrond etnische discriminatie ervaart, dat 27% van de mensen met een beperking discriminatie op hun beperking ervaart, dat 20% van de LHB-personen discriminatie op hun seksuele orientatie ervaart, 16% van de vrouwen discriminatie op hun geslacht ervaart en 9% van de gelovigen in Nederland discriminatie op hun geloof ervaart.

Bijschrift afbeelding

Voor deze afbeelding heb ik berekend hoeveel procent van alle discriminatie ervaringen op de genoemde gronden leidde tot een geregisteerd incident bij de politie. Omdat in alle gevallen de percentatages laag zijn druk ik hier uit hoeveel vaker een aangifte plaatst vind ten opzichte van de minst gemelde grond, geslacht. Er werd over deze grond maar 61 keer aangifte gedaan, 0.004% van de verwachte hoeveelheid ervaringen. Er werd 5,5 keer zo vaak aangifte gedaan van discriminiatie op beperking, 6.25 keer zo vaak over geloof, 52.5 keer zo vaak over herkomst en 313.25 keer zo vaak over discriminatie op basis van seksuele orientatie.

Uit beide berekeningen samen neem ik dus aan dat discriminatie bijna even veel ervaren word op basis van herkomst als op basis van een beperking maar dat er bijna 10 keer zo vaak aangifte word gedaan over discriminatie op basis van herkomst als op basis van een beperking

Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte

Deze wet, afgekort als Wgbh/cz, is een veelomvattende wet. Ze verbiedt ten eerste direct en indirect onderscheid op basis van een handicap of chronische ziekte.

De wet is veelomvattend omdat haar verbod geldt op bijzonder veel domeinen, namelijk: 

  • arbeid 

  • vrije beroepen

  •  werkgevers- of werknemersorganisatie en verenigingen van beroepsgenoten, 

  • openbaar vervoer 

  • wonen 

Het verbod geldt eveneens voor het aanbieden van goederen en diensten: 

  • binnen een beroep of bedrijf

  • door een openbare dienst

  • Door volkshuisvesting

  • Binnen de welzijnszorg

  • Binnen de gezondheidszorg

  • Door culturele instellingen

  • Binnen het onderwijs

  • Wanneer natuurlijke personen iets in het openbaar aanbieden. 

Binnen de wet wordt verder gespecificeerd op welke vlakken het verbod geldt en wat buiten het verbod valt.

De Wgbh/cz gaat weer een stap verder dan Artikel 429quater. Ze geeft niet alleen een verbod op onderscheid, maar stelt ook de verplichting aan alle genoemde domeinen om geleidelijk toe te werken naar algemene toegankelijkheid, als dat geen onevenredige belasting vormt.

‘Algemene toegankelijkheid’ is een verwijzing naar het concept van een universeel ontwerp. Een universeel ontwerp is een ontwerp wat door iedereen te gebruiken is zonder dat je er ook maar iets aan hoeft aan te passen. In de praktijk betekent dit dat je een ontwerp maakt wat voor zoveel mogelijk mensen te gebruiken is zonder aanpassingen.

Het College van de Rechten van de Mens is toezichthouder op deze wet. Je kan bij het College melding maken van verboden onderscheid en vragen om een oordeel. Er word dan beoordeeld of er verboden onderscheid is gemaakt in jouw situatie.

Naast dat je als klager het College om een oordeel kan vragen, is het ook mogelijk om een civiele zaak te starten tegen eenieder die onder deze wet valt maar zich er niet aan houdt. 

Verder heeft de Minister van VWS bij besluit vastgelegd dat ze doorlopend de genoemde sectoren aanjaagt om actieplannen te maken en uit te voeren die moeten zorgen voor algemene toegankelijkheid. 

In de oordelen van het College en in de gepresenteerde plannen zie je een duidelijke lijn terug dat iedereen digitale toegankelijkheid ook onder algemene toegankelijkheid schaart.

Zo is de Rabobank een keer veroordeeld voor het niet verschaffen van gelijke toegang voor blinden tot de Rabobank app. Hierbij speelde mee dat de voorgaande versie van de app al toegankelijk was, maar de Rabobank niet bereid was om deze versie te blijven verstrekken aan blinde gebruikers totdat de nieuwe versie ook toegankelijk was. 

Binnen de kaders van de “bestuurlijke aanjager onbeperkt meedoen!” van het VWS, kwam in jaarlijkse rapportages de digitale toegankelijkheid van de overheid terug. Zo gaven de zorg en de culturele sector aan dat zij zelf aan de WCAG moesten voldoen, zouden er voor bibliotheken richtlijnen voor hun digitale diensten komen en kwamen VNO-NCW en MKB-Nederland met een website scanner om te kunnen toetsen of je website toegankelijk is. 

Op basis van de Wgbh/cz kan je dus stellen dat vrijwel heel zakelijk Nederland geleidelijk moet toewerken naar (digitale) algemene toegankelijkheid. Deze wet verplicht echter niemand om binnen een bepaalde termijn te voldoen aan bijvoorbeeld de WCAG. Omdat de WCAG een perfect voorbeeld is van een standaard om het universeel ontwerp te benaderen, zou je het ontbreken van een standaard en een deadline kunnen zien als een gemis.
Het heeft echter ook een interessante keerzijde, de kracht van deze wet valt namelijk niet weg wanneer een website aan de WCAG voldoet. Omdat de WCAG zichzelf ziet als de ondergrens van toegankelijkheid en zelf aangeeft niet toereikend te zijn voor alle beperkingen waar ze zich op richt is dat een pre. De verplichting uit deze wet stopt niet bij het behalen van de WCAG.

De aanbestedingswet

Elke aanbestedende dienst in Nederland is bij wet verplicht om in de specificaties de EN 301 549 norm op te nemen. Dit geldt voor alle ICT producten en diensten die door natuurlijke personen gebruikt gaan worden. Of dit nu het algemeen publiek is, specifieke groepen burgers of eigen personeel. Dit komt voort uit wat er in Artikel 2.75 lid 4 en 5 van de Aanbestedingswet 2012 staat. 

Sinds 2012 was elke aanbestedende dienst al verplicht om specificaties voor toegankelijkheid op te nemen. Sinds de Europese richtlijn EN 301 549 op 26 oktober 2016 van kracht is, is er voor alle ICT producten en diensten een geldende norm die verplicht is. De norm verwijst weer door naar de WCAG 2.1. De norm zou in elke aanbesteding terug moeten komen, of er dient sprake te zijn van een “behoorlijk gemotiveerd geval”, dan zou er in de aanbesteding dus een motivatie zijn opgenomen waarom er wordt afgeweken. Artikel 2.96 stelt verder dat bewijs hiervan mag worden gevraagd. Dat kan in de vorm van een recent WCAG-EM audit rapport. Aanbestedende diensten zijn niet verplicht hiernaar te vragen.

Deze artikelen gaan weer een stap verder dan de Wgbh/cz. Ze stellen namelijk niet het toewerken naar algemene toegankelijkheid als doel. In plaats daarvan is algemene toegankelijkheid een criterium wat verplicht geëist moet worden. Naast dat de WCAG 2.1 hier verplicht is, biedt het artikel overigens ook de ruimte om meer criteria op te nemen, zoals de WCAG 2.2 vereisen of level AAA van de WCAG 2.1.

Omdat deze wet over aanbestedende diensten gaat, vallen de Rijksoverheid, gemeenten, provincies en waterschappen hieronder. Ook speciale-sectorbedrijven zoals openbaar vervoers-, drinkwater-, energie- en havenbedrijven, alsmede publiekrechtelijke instellingen, zoals academische ziekenhuizen en onderwijsinstellingen horen hierbij. Ook kunnen stichtingen, zorginstellingen en culturele instellingen hieronder vallen afhankelijk van of zij binnen de geldende definitie vallen

Dit creëert twee bijzondere situaties. Ten eerste is het door de definitie discussie over welke instellingen publiekrechtelijke instellingen zijn, waardoor niet alles wat via aanbestedingen zou moeten lopen ook via aanbestedingen loopt. Ook vallen zo de meeste publiekrechtelijke instellingen onder alle vier de wetten, terwijl de overheid alleen onder de aanbestedingswet en het tijdelijk besluit valt. De instellingen hebben daarmee meer risico en verplichtingen dan de overheid. 

Ten tweede bevinden speciale sector bedrijven zich in de bijzondere situatie dat als zij intern applicaties of websites ontwikkelen deze niet aan de WCAG 2.1 moeten voldoen maar als ze dit aanbesteden wel. In theorie zouden dergelijke simpele marketing websites voor campagnes aan meer eisen moeten voldoen dan interne bedrijfskritische software. En met een verouderende samenleving is het eigenlijk wel wenselijk als je het technisch personeel met achteruitgaande ogen en artrose nog aan het werk kan houden.  

Dat laatste is overigens ook de kracht van Artikel 2.75. Ze kan een grote positieve impact hebben op de mogelijkheid om te (blijven) werken met een beperking. Want ook alle   bedrijfssoftware die gebruikt wordt door personeel moet toegankelijk zijn wanneer ze via een aanbesteding wordt ingekocht. Omdat dit geldt voor overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen en  speciale-sectorbedrijven, is dat heel veel software.
Omdat het veel gedoe is om een aparte ontoegankelijke versie naast een toegankelijke versie van je software bij te houden, heeft dit wetsartikel de potentie om te leiden tot een situatie waarin veel bedrijfssoftware toegankelijk is. 

In de praktijk is dit echter lang niet altijd het geval. Veel aanbestedingen bevatten de specificaties alleen indirect, door te eisen dat je voldoet aan alle verplichte standaarden op het forum standaardisatie. Er wordt wel op afgetekend dat de applicatie voldoet maar er word niet naar een recente audit gevraagd die dit bewijst. 

Voor elke leverancier die al heeft geïnvesteerd in toegankelijkheid is er wel de mogelijkheid om te vragen bij nota van inlichtingen om voldoen aan WCAG als kick-out criteria op te nemen en afhankelijk te maken van een audit.

Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid

Als laatste in dit overzicht bespreek ik de bekendste wet in de reeks. Het Besluit digitale toegankelijkheid overheid. Dit besluit is nu "omhangen" aan de wet digitale overheid in artikel 28. Met omhangen word bedoeld dat dit besluit voortvloeit uit deze wet, wet digitale overheid. Een besluit word namelijk door een ministerraad genomen zonder tussenkomst van de Eerste of Tweede Kamer. Daardoor is een besluit minder democratisch, maar wel sneller gemaakt en aangepast dan een wet die wel door de Kamers word goed gekeurd. Een besluit moet daarom afhankelijk zijn van een wet, waarbij de wet redelijk inperkt wat er wel en niet in het besluit mag worden geregeld.

Het besluit digitale toegankelijkheid overheid, heette eerst "tijdelijke besluit digitale toegankelijkheid overheid" omdat het besluit eerder af was dan de wet digitale overheid waar het besluit bij hoorde. Daarom was er noodzaak voor een "tijdelijk" kunstgreep, het besluit werd aan het grondwetsartikel 89 gekoppeld, het artikel wat de definitie geeft van besluiten. Toen de wet digitale overheid door de Kamers heen was is het besluit juridisch gezien onder deze wet komen te hangen en is het woord "Tijdelijk" weg gevallen.

Het besluit verplicht overheidsinstanties en publiekrechtelijke instellingen om binnen hun websites en mobiele apps te gaan voldoen aan de WCAG 2.1 op niveau AA. Het gevoerde beleid stuurt erop aan dat geleidelijk toegewerkt wordt naar het voldoen hier aan. Wanneer er sprake is van onevenredige last is een instantie bij het besluit verplicht een toegankelijk alternatief te bieden. Verder wordt verplicht gesteld dat instanties een verklaring publiceren over de toegankelijkheid van hun websites en apps. 

Elke website en app van de overheid moet, op basis van dit besluit, in het register toegankelijkheidsverklaringen staan. Elke site die al langer dan 6 maanden online is, moet op basis van een gestandaardiseerd en publiek beschikbaar onderzoek aantonen aan hoeveel van de 50 WCAG 2.1 eisen zij voldoen. Dit onderzoek dient elke 3 jaar herhaald te worden en elk jaar moet de organisatie haar verklaring updaten, waarbij het verplicht is om aan te tonen dat je aan meer eisen voldoet dan het voorgaande jaar.

Elke site die live gaat moet bij livegang de verklaring invullen waarbij ze óf op basis van het onderzoek aantoont in hoeverre ze al voldoet, óf verklaart binnen 6 maanden te zullen worden onderzocht. 

Anders dan vaak wordt aangenomen is er geen onderscheid in wat er toegankelijk moet zijn. Zowel de publieke of voor burgers beschikbare websites en apps, als die voor ambtenaren of derden, moeten toegankelijk zijn en ook intra- en extranetten horen toegankelijk te zijn. 

De uitvoering van dit besluit heeft impact. Zo denken de meeste mensen dat deze wet de enige wetgeving voor digitale toegankelijkheid vormt en zetten de samenwerkingspartners achter digitoegankelijk.nl zich flink in om alle instanties te bewegen om meer te doen aan digitale toegankelijkheid.

Ook in cijfers, tegenwoordig terug te vinden in een dashboard, blijkt dat er zeer zeker progressie is in de hoeveelheid digitaal toegankelijke websites van de overheid. In 2020 waren er 1673 verklaringen ingevuld (bron: Cijferoverzicht onbeperkt meedoen 2021 p.22), in 2024 waren dat er 5749, 3,5 keer zoveel. In 2020 waren er 67 sites met een status A en 335 met een status B. Nu zijn er 488 met A en 1994 met B. 7 keer zoveel A-statussen en 6 keer zoveel B-statussen. 

Dit besluit vormt hiermee dan ook een concrete invulling van het toewerken naar algemene digitale toegankelijkheid door de overheid. Ze gaat hierin door de onderzoeks- en rapportageverplichting nog verder dan de andere wetten. We hebben geen inzicht in hoe digitaal toegankelijk alle sectoren van de Wgbh/cz zijn en hanteren geen standaard voor waar ze, eventueel minimaal, aan moeten voldoen. Dat doen we wel bij de overheid met deze wet.

Dat betekent niet dat dit besluit geheel vrij is van kritiek, er zijn bijvoorbeeld geen gevolgen aan het niet opvolgen van het besluit voor instanties. Minister van Huffelen heeft op 7 april 2022 hierover aangegeven hiervoor gebruik te willen gaan maken van haar bevoegdheid om hier gevolgen aan te hangen zodra de Wet digitale overheid er was. Op 14 februari 2023 gaf ze aan hiervoor een protocol te laten ontwikkelen, en op 27 september 2023 roept Iederin op om het toezicht te regelen. Uit recent contact vanuit ons met ICTU, het bureau wat verantwoordelijk voor het protocol is, is het protocol op 13 maart 2024 nog niet vastgesteld. 

Zodoende voldoen ook maar 36% van alle websites en apps aan de wet. Daarbij is voldoen aan het besluit niet hetzelfde als toegankelijk zijn, maar inzichtelijk maken dat je aan het toewerken bent naar digitale toegankelijkheid.

Overige wetten met betrekking op digitale toegankelijkheid

We kennen nog een paar wetten die zorgen voor gelijkwaardige digitale deelname aan de samenleving voor mensen met een handicap, maar waarbij digitale toegankelijkheid een minder centrale rol speelt.

Ook is er nog een regeling waar ik simpelweg de tijd nog niet voor heb gehad om me erin verdiepen maar die zeer relevant is voor mensen met een beperking. De IDO’s, de Informatiepunten Digitale Overheid. Ze zijn ingericht om te zorgen dat mensen met een beperking of mensen die niet digitaal vaardig zijn, worden geholpen om gebruik te kunnen maken van de digitale overheid. Maar er zijn in 2022 650 IDO’s en ze bereiken maar 1% van de doelgroep aldus de Rekenkamer.

Conclusie 

In Nederland kennen we vier wetten die zorgen voor gelijkwaardige deelname aan de maatschappij voor mensen met een handicap.

Artikel 429quater verbiedt discriminatie door nalatigheid en is nog nooit in de praktijk getoetst omdat er weinig aangiftes worden gedaan. De wet gelijke behandeling op basis van handicap en chronische ziekte omvat de meeste maatschappe sectoren en stelt geleidelijk realisatie van algemene toegankelijkheid verplicht, maar kent geen standaard daarvoor of een tijdspad. De aanbestedingswet vereist dat de EN 301 549 wordt opgenomen in specificaties bij elke relevante aanbesteding. Het tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid vereist dat alle overheidsinstanties zichzelf registreren, monitoren en heeft als beleid om geleidelijk toewerken naar voldoen aan de WCAG 2.1.

Reden dat wij ondanks al deze wetgeving geen digitaal toegankelijk walhalla zijn, kunnen we beantwoorden in een drieledig antwoord. Ten eerste stellen we nergens verplicht dat applicaties al volledig moeten voldoen aan een standaard als de de WCAG. We stellen in twee van onze wetten verplicht dat er in een (vrijblijvend) tempo toegewerkt wordt naar algemene toegankelijkheid en verbieden nalatigheid.
Verder missen we toezichthouders die sancties kunnen opleggen. Voor aanbestedingen is er geen toezicht op dat alle software toegankelijk wordt ingekocht, terwijl dit de enige wet is waar volledige conformiteit aan de WCAG 2.1 vereist wordt. Voor het tijdelijk besluit is het toezicht en escalatieprotocol nog niet geregeld. Dat zou wel helpen om ervoor te zorgen dat alle overheidsinstanties een up to date toegankelijkheidsverklaring hebben.

Ten derde vinden er relatief weinig meldingen, verzoeken en aangiften over digitale ontoegankelijkheid plaats. Waardoor dit komt kan ik nog geen conclusies aan verbinden.

Contact of mee in de mailing?

Meer details zijn te vinden in de aankomende artikelen. Mocht je na aanleiding van dit of andere artikelen in gesprek gaan met me kan je me bereiken op diede@cell-0.com. Mocht je een update willen van wanneer de volgende artikelen komen, vul dan hieronder het contactformulier in.

Portretfoto
Bedankt voor je bericht! We komen zo snel mogelijk bij je terug.